VVD Molenlanden tegen anti-speculatiebeding

In de commissievergadering van 28 maart jl. over het ‘Raadsvoorstel Instrumenten woningbouw’ protesteerde de VVD- fractie tegen een aantal onderdelen. Het instrument anti-speculatiebeding, zelfbewoningsplicht en doelgroepenverordeningen voelen voor onze VVD-fractie alsof we met een kanon op een mug aan het schieten zijn.

Onze woordvoerder Arno van den Hof heeft gisteren duidelijk gemaakt dat wij tegen het inzetten van (m.n.) een anti-speculatie beding zijn. Met zijn 5 argumenten zette hij de toon in het debat van dinsdagavond 28 maart 2023. Het werd ook de andere partijen duidelijk dat er veel negatieve gevolgen zijn en dat we met een kanon op een mug aan het schieten zijn.

Ik wil graag betogen waarom we moeten afzien van het invoeren van anti-speculatiebedingen op nieuwbouwwoningen. Hoewel deze bedingen bedoeld zijn om de woningmarkt te reguleren en speculatie te voorkomen, zijn er verschillende redenen waarom we deze stap niet moeten zetten.

Ten eerste beperkt een anti-speculatiebeding de vrijheid van huiseigenaren om hun eigendom te verkopen wanneer ze dat willen. Het is belangrijk om te erkennen dat huiseigenaren hun woning als een investering beschouwen en dat ze het recht hebben om te verkopen wanneer zij dat nodig achten, ongeacht de reden. Het invoeren van een anti-speculatiebeding kan dit recht beperken en de vrijheid van huiseigenaren belemmeren.

Ten tweede kan een anti-speculatiebeding leiden tot minder investeringen in nieuwbouwprojecten. Investeren in nieuwbouw is risicovol (zeker in deze tijd waarin er veel onzeker is rond o.a. materiaal en arbeidskosten). Ontwikkelaars en investeerders willen zoveel mogelijk zekerheid hebben dat ze hun investering terug kunnen verdienen. Het invoeren van een anti-speculatiebeding vergroot dit risico, omdat de mogelijkheid om de woning door te verkopen beperkt wordt. Dit kan leiden tot minder investeringen in nieuwbouwprojecten en een afname van het aanbod van woningen.

Ten derde kan het invoeren van anti-speculatiebedingen de prijzen van nieuwbouwwoningen kunstmatig hooghouden. Potentiële kopers kunnen terughoudend zijn om te investeren in een woning waarvan ze niet zeker weten of ze deze later kunnen doorverkopen. Dit kan leiden tot een verminderde vraag en een kunstmatige hoogte van de prijzen, wat de toegang tot woningen bemoeilijkt voor bepaalde groepen zoals starters op de woningmarkt of mensen met een lager inkomen.

Ten vierde is het lastig om de effectiviteit van anti-speculatiebedingen te meten. De marktomstandigheden veranderen voortdurend en er zijn veel factoren die van invloed zijn op de waarde van een woning. Het is daarom lastig om te bepalen of anti-speculatiebedingen het gewenste effect hebben en of ze de woningmarkt daadwerkelijk reguleren.

Ten vijfde geeft het advies in het onderzoek van Companen eerder aanleiding om dit instrument niet in te zetten, dan wel. Het advies zegt dat het aandeel aan investeerders verkochte goedkope en middel dure koopwoningen is beperkt in de gemeente Molenlanden. In die zin is verdringing als negatief effect van het opkopen van woningen door investeerders niet aangetoond. Ze sluiten in hun advies dan ook af met (en ik citeer) “Er is op grond van deze verkenning geen aanleiding om in de gemeente Molenlanden opkoopbescherming in te stellen”. Hoewel een anti-speculatiebeding of zelfbewoningsbeding juridisch net wat anders geregeld is dan opkoopbescherming, is het principe erachter hetzelfde, alleen hoe en waarin het geregeld is verschilt. Daarom kunnen we zeker ook het advies van Companen hierin doortrekken.

Kortom, hoewel het instrumentarium goedbedoeld is, zijn er veel mogelijke negatieve gevolgen voor huiseigenaren, investeerders en potentiële kopers. Het beperkt de vrijheid van eigenaren om hun eigendom te verkopen wanneer ze dat willen en kan leiden tot minder investeringen en kunstmatig hoge prijzen van nieuwbouwwoningen. Laten we ons richten op andere manieren om de woningmarkt te reguleren en de toegang tot woningen te verbeteren, zonder de vrijheid en het eigendomsrecht van huiseigenaren te beperken. Dat betekent inderdaad ook dat we een aantal belangrijke bezwaren zien voor doelgroepenverordeningen. Ook deze regeling grijpt behoorlijk in de markt en heeft vele neveneffecten die onwenselijk zijn.

Het instrument anti-speculatiebeding, zelfbewoningsplicht en doelgroepenverordeningen voelen voor onze VVD-fractie alsof we met een kanon op een mug aan het schieten zijn.

Wij hebben daarom een aantal vragen aan de wethouder: en willen graag in de 2e termijn het debat aangaan met de andere partijen over de inzet van de individuele instrumenten genoemd in het voorstel in onze gemeente.

1. Waarom kiest u ervoor om dit instrumentarium toch in te zetten, terwijl uit het Regionale schaarste onderzoek en de aanbevelingen van Companen blijkt dat dit niet speelt / relevant is in onze gemeente?

2. Zou de wethouder willen reflecteren op de proportionaliteit van de instrumenten anti-speculatiebeding, zelfbewoningsplicht en doelgroepenverordeningen? Deze instrumenten grijpen diep in het eigendomsrecht, vrije verhandelbaarheid van vastgoed en beïnvloed de vastgoedmarkt op een manier die volstrekt onvoldoende inzichtelijk gemaakt wordt (en waarschijnlijk ook kan worden) voor ons als raad en toch behoorlijke juridische en financiële risico’s met zich meebrengt.

3. We hebben het hier over Molenlanden, niet over Rotterdam of Den Haag waar huisjesmelkers hele straten opkopen om de panden te verkameren en deze voor woekerprijzen te verhuren. Daarom onze vraag: Wat is het beoogd effect? En hoe zorgt u ervoor / borgt u dat deze instrumenten (anti-speculatiebeding, zelfbewoningsplicht en doelgroepenverordeningen) ook hun doel dienen en alleen dat?